Deken Jaak en pastoor Jan vormden. Het ging vooruit, geen tijd te verliezen. Zij, de jongeren, moesten immers klaar zijn om hun taak in de samenleving op te nemen. Dringend aan het werk op hun eigen enthousiaste manier. Jong zijn, mag het als olie ons allen doordringen. Jong van hart blijven om alle gevormde jongeren mee te nemen in de opbouw van onze kerkgemeenschap en van een rechtvaardige, leefbare wereld. En de gevormden, zij zagen er opperbest uit. En ook de catechisten straalden. De Heilige Geest had zijn werk gedaan of beter nog, Hij was nog aan het werk, door hen.